Twee zondagen geleden brachten we Jef naar zijn allereerste kamp.
Op weg naar huis zeg ik dat ik eigenlijk ook nog wel eens graag zou gaan kamperen.
Een dag laten zijn we een vierdehands campingcar rijker.
Een campingcar, dat is een plat remorkske waar een tent aan vasthangt, handig omdat je niet een halve kofferruimte kwijtspeelt aan een tent. Onhandig omdat je je nu verplaatst met een remorkske achter de auto.
Nog een halve dag later is er ook een campingplaats gereserveerd, blijkbaar niet zo evident in het hoogseizoen.
Het kampkind lichtten we old school in per brief. Cool, zei hij toen we hem weer kwamen halen, waar is die nieuwe kat.
Ach, de teleurstelling toen het om een tent bleek te gaan. Volgende keer communiceer ik in drukletters .
De volgende zondag rijden we dit weggetje af naar onze camping.
Waar we ons remorkske uitvouwen aan dit riviertje.
Tussen zo'n 90 gelijkgestemden.
We doen wat alle campinggangers doen. Kleuren, kaarten & lezen.
Vriendschapsbandjes maken.
Koffie en thee drinken.
En ruïnes bezoeken.
Na een lange wandeling gooi ik mijn handdoek in de ring en blijf ik met een boek in de auto zitten terwijl man en zonen nog een kasteeltje doen.
Ik krijg al snel bezoek.
Bezoek dat van plan is om lang te blijven.
Bezoek dat ook door de kinderen wel wordt geapprecieerd.
We doen een rondvraag bij de paar huizen in de buurt en de poes blijkt al een paar dagen in de buurt rond te hangen.
Abandoné, is de conclusie van de plaatselijke bevolking.
We besluiten de kater mee te nemen en de kinderen dopen hem na 5 kilometer Rosse Frans.
Vrijdag aanstaande wordt Rosse Frans ontdaan van twee lichaamsdelen, is Rosse Frans uw sterkater, gelieve mij voor die datum te contacteren.